Over de bewoners van de Tarn wordt gezegd dat ze de kunst van het leven verstaan en houden van de goede dingen die het land voortbrengt. Eén van die goede dingen is wijn. De wijngaarden van Gaillac behoren tot de oudste van Frankrijk. De wijncultuur is dominant in dit glooiende, Zuid-Franse departement met zijn vermaarde ‘Montagne Noire’- de zwarte berg en vele fraai aangelegde tuinen. Er zijn veel wijnroutes uitgezet, wijndomeinen organiseren excursies en heten je graag welkom bij hun ‘dégustations’, informele wijnproeverijen. In de vaak versterkte wijnstadjes – de Tarn heeft een geschiedenis van veel strijd – staan de eigen streekwijnen trots op de kaart van iedere wijnbar. De meest bekende wijnstadjes zijn Brens, Gaillac, Graulhet en Puycelsi.
Ook in de hoofdstad van de Tarn, Albi, zijn de eigen zuidelijke wijnen rijk vertegenwoordigd in de vele luxe ‘caves’, delicatessewinkels, wijnbars en restaurants. Zoals gezegd, men houdt van het goede leven. Dat was al zo toen Albi nog een belangrijk centrum van het katholieke geloof was. Albi had in de middeleeuwen een bisschoppelijke zetel en heeft nog steeds een indrukwekkende kathedraal, opgedragen aan Sainte-Cécile. In ‘Albi la Rouge’, zoals de stad ook wel wordt genoemd vanwege het roze/rode metselwerk, vinden veel festivals en zomerse straatfestiviteiten plaats.
Albi en de Tarn hebben een roemruchte kunstenaar voortgebracht, die zich in het Parijs van de laat 19e en vroeg 20e eeuw graag ophield met dames van lichte zeden. Een van de meest karakteristieke dorpen van de Tarn geeft de helft van zijn naam prijs: het bezienswaardige dorp Lautrec. Hier stond het buitenhuis van de familie Toulouse-Lautrec die een enigszins mismaakte nazaat voortbracht, Henri Toulouse-Lautrec, die naam zou maken als schilder en ontwerper van affiches die inmiddels onbetaalbaar zijn. Hij was dé schilder van het mondaine Parijs tijdens de Belle Epoque. Het Toulouse-Lautrec museum staat in Albi.
Naast Lautrec heeft de Tarn nog twee dorpen die een bezoek dubbel en dwars waard zijn. Dat is op de eerste plaats Cordes-sur-Ciel. De sterk hellende straten, geplaveid met ‘kinderhoofdjes’ brengen de bezoeker letterlijk naar de hemel. De architectuur is er uitzonderlijk, de oude, overdekte marktplaats toont Zuid-Frankrijk op zijn best. De tweede ‘parel van de Tarn’ heet Sorèze. Hier vindt u een indrukwekkende abdij uit 754 en een interessant tapijtmuseum.
Er is nog een aardige stad die niet mag worden overgeslagen: Castres. Ook hier hebben bisschoppen gezeteld. In hun voormalige paleis is nu het Goya museum gevestigd, vernoemd naar de Spaanse kunstschilder Francisco Goya die leefde van 1746 tot 1828 en vluchtte naar Frankrijk omdat de Spaanse machthebbers van die tijd zijn werk wilden censureren. In Frankrijk was hij welkom en het museum in Castres brengt een waardig eerbetoon aan de grote schilder.
Genoeg kunst en cultuur. Er valt in de Tarn naar lieve lust van pure natuur te genieten. Een groot deel van het departement maakt onderdeel uit van het Reginale Park van de Haut-Languedoc. Rond de ‘Montagne Noir’ lopen veel wandelroutes, evenals langs het bekende Canal du Midi. Zoekt u vermaak met de kinderen, dan is de ‘Peyro Clabado’ de legendarische steenformatie van de Sidobre, ook wel aangeduid als het ‘eiland van graniet’. De bezienswaardigheid ligt op een steenworp afstand van Castres. Liever een luie dag aan het water? Het Lac du Merle, eveneens onderdeel van de Sidobre, brengt rust en verkoeling.